Een zwarte Mercedes rolt het grindpad op van de luxueuze villa van de Lafayettes. Het gekraak van het grind en het getjirp van de krekels vormt een harmonieus orkest in de avondschemer. De felle lichten langs het pad begeleiden de auto richting de hoofdingang. Te midden van een groot rondpunt staat een barokke fontein met sculpturen van Griekse goden en nimfen. De auto cirkelt eromheen en komt voor het grote gebouw tot stilstand. De Lafayettes laten zich niet eenvoudig omschrijven. Ze zijn puissant rijk, maar leven een teruggetrokken bestaan op hun landgoed. Maar weinig inwoners rondom het meer van Annecy zullen meer van hen weten, dan dat ze een grote villa bezitten. Ze schuwen de Franse media als de pest.
George Waltburg was slechts met één doel naar het echtpaar Lafayette gekomen. Als journalist van de Financial Times wilde hij een artikel publiceren over het stel. Dominique Lafayette won, samen met zijn vrouw Josephine, vijfentwintig jaar geleden de prestigieuze Prix de l'Entrepreneur de l'Année van accountancybedrijf Ernst & Young. Het was tijd voor een zilveren jubileum. George was gebrand op het schrijven van het artikel.
Het was niet makkelijk om contactgegevens van de familie Lafayette te achterhalen. Via een contactpersoon in de Londense City was het uiteindelijk gelukt een schamel emailadres te bemachtigen. Exact 13 mailtjes had hij geschreven, totdat hij in maart van dit jaar zijn pogingen had gestaakt. Totaal onverwachts kreeg hij op 14 april 2019 een reactie.
Geachte de heer Waltburg,
Allereerst mijn excuses dat ik niet eerder heb kunnen reageren op uw emails. Ik ben een tijd verhinderd geweest vanwege een ziekbed. Inmiddels gaat alles weer goed. Ik heb lang getwijfeld of ik zou instemmen met uw verzoek tot een interview. Echter, ben ik nu van mening, mede op aandringen van mijn lieftallige echtgenote, dat ik op uw verzoek zal ingaan.
Ik nodig u van harte uit in mijn residentie van zaterdag 18 mei op zondag 19 mei 2019.
Adres: Imp. des Pensières 14, 74290 Veyrier-du-Lac, Frankrijk.
Ik hoop u dan te zien.
Met vriendelijke groet,
Dominique Lafayette
De uitnodiging had hem verbaasd. Meneer Lafayette stond niet bekend om zijn gastvrijheid. En waarom drong hij niet aan op een telefonische voorbespreking? Op zijn vervolgmailtjes kwam vervolgens geen reactie meer. Hij twijfelde. Was het een serieuze uitnodiging geweest? Toen de datum van 18 mei naderde, begon hij steeds meer nerveus te worden. Uiteindelijk besloot hij toch maar zijn koffers te pakken richting de luchthaven van Genève.
Bij de autoverhuur was zijn goedkope Volkswagen Polo uitgeleend, waardoor hij kosteloos een upgrade kreeg naar de C-klasse. Hij had zich nog nooit zo misplaatst gevoeld toen hij, cruisend door de heuvels, de blauwe schittering van Annecy had zien liggen. Als financieel reporter kwam hij meestal The Big Smoke niet uit. Nu voelde hij hoe zijn bloed begon te stromen, en zijn lichaamstemperatuur warmer werd. De Franse zon, de vrijheid, de natuurschoon om hem heen. Hij was blij met de beslissing die hij had gemaakt.
De oude villa is goed onderhouden, op de onvermijdelijke scheurtjes hier en daar na. De azuurblauwe raamkozijnen steken helder af tegen het crèmekleurige kalksteen. De weelderige klimop, die het gebouw beklimt als een tedere minnaar, wordt verlicht door spotjes rondom het huis. George stapt uit de auto, sluit deze met een ‘bliep’ en begeeft zich richting de statige ingang van het pand.
Net op dat moment opent de deur zich. Een rijzige oude man komt tevoorschijn, met dunne grijze haartjes netjes achterover gekamd, zijn gezicht ietwat bleekjes voor de hoeveelheid zon die hier schijnt. Aan zijn houding is af te lezen dat hij hem al een tijdje verwacht.
‘Goedenavond, meneer Waltburg,’ groet de man met een prettige warme stem.
George schudt de hand van de man. ‘Goedenavond, monsieur, ik hoop dat ik niet te laat ben gearriveerd.’
‘Excuseert u zich toch niet, meneer Waltburg. De heer Lafayette snapt dat u een lange reis heeft gemaakt, en dat vanavond geen werk meer zal worden verricht. Hij nodigt u van harte uit voor een avondmaal. Morgen kan het interview in alle rust beginnen.’
George knikt begrijpend.
‘Ik hoop dat u spullen voor een overnachting mee heeft?’
Hij wijst op zijn lederen laptoptas. ‘Genoeg plek voor een tandenborstel,’ glimlacht hij.
De mondhoeken van de man krullen licht met tegenzin. ‘Komt u toch binnen, meneer Waltburg.'
De hal is gigantisch, ook los van de vergelijking met zijn eigen halletje in zijn Londense appartement. Om de zoveel meter staan objecten waarvan George zich afvraagt of ze niet in een Parijs museum thuishoren; een commode in rococostijl, een goudomrande barokke spiegel, een antieke Franse klok met danse cherubijnen. De zwarte en witte tegels op de vloer vormen een perfecte geometrische ruitvorm.
‘De Lafayettes zijn gesteld op hun kunst.’
‘Dat kan ik zien.’
‘Ze geven niet om spullen. Het gaat hun puur om de artistieke waarde.’
‘Dat geloof ik,’ antwoordt George met een innerlijke grijns.
Ze lopen gezamenlijk de grote trap op. Op de eerste verdieping komen ze bij een brede gang uit, die is gestoffeerd met een ietwat gedateerd tapijt en hoge houten lambriseringen aan de muren. Elke vijf passen hangt een kristallen kroonluchter aan het plafond. Bij een van de kamers houden ze halt.
‘Uw kamer,’ zegt de man terwijl hij de klink opent.
‘Dankje.’
Plots grijpt de oude man hem bij de arm. ‘Ik hoef u er niet aan te herinneren dat de familie erg gesteld is op hun privacy. Alsjeblieft, struin niet nodeloos rond over de gangen.’
George wordt rood, hij voelt zich aangesproken als kind. ‘Uiteraard,’ knikt hij toch respectvol, terwijl hij de kamer opent. Het ruikt er naar rozenblaadjes en nootmuskaat.
‘Het diner is om 20uur in de grote hal. De kamer heeft een ensuite badkamer waarin u zich kunt opfrissen.’ De bediende sluit de deur. Doffe stappen op het vloerkleed lopen van de kamer af.
George kijkt met grote ogen rond, het interieur lijkt op een koninklijke kamer van Louis XIV. Op het queensize-bed liggen een tweetal witte handdoeken. Hij neemt er eentje de badkamer in, terwijl hij zijn instapschoentjes onderweg uittrekt. De badkamer is vrijwel geheel zwart, als pure chocolade, met enkele goudtinten die eruitspringen: het kraantje, de douchekop en de omlijsting van de spiegels. De moderne stijl totaal niet in lijn met de slaapkamer. De warme douche die volgt is verrukkelijk. Och, die hadden ze ook niet in de tijd van de Zonnekoning, denk hij dan.
Als hij opgefrist in de dinerzaal verschijnt, wordt net de dampende soep geserveerd.
‘Kom, laat de soep niet koud worden,’ wenkt Dominique Lafayette in foutloos Engels met slechts een hint van een accent.
‘Meneer Lafayette,’ hakkelt George. Hij loopt om de grote tafel heen om hem een hand te schudden. ‘De eer is geheel aan mijn kant.’
Dominique Lafayette is oud. Zijn gerimpelde gezicht lijkt op een samengedrukt papiertje dat weer is opengevouwen. De ogen zijn zacht, maar doorleefd, met een kinderlijke onschuld. Hij draagt een karmijnrood pak, keurig met een bruine das en manchetknoopjes op zijn kreukvrije witte overhemd.
‘Meneer Waltburg, alsjeblieft, je vleit me. Gaat u toch zitten. De soep is nu nog goed.’
‘Dankje,’ antwoordt George, terwijl hij aan de andere kant van de tafel plaatsneemt.
‘Ik hoop dat je van kreeft houdt?’
‘Uiteraard,’ glimlacht hij.
‘Mooi. Dan zal je deze prachtige bisque op prijs stellen die meneer Delhay heeft gemaakt.’
‘Wachten we nog op iemand?’ vraagt George brutaal terwijl hij zijn lepel in de hand neemt.
‘Non,’ antwoordt Dominique.
Het diner verloopt gemoedelijk. De gangen volgen elkaar in rap tempo op. Na de soep volgt een tussengerecht van wilde steur gestoomd in de oven met venkel en biet, het hoofdgerecht is een kort gebraden stuk lam, met pomme de dauphine en diverse groenten.
‘Als dessert kan ik u slechts kaas aanbieden, meneer Waltburg. Ik hoop dat u de Fransen kunt vergeven.’
‘Alsjeblieft,’ verontschuldigt hij zich met wuivende hand, ‘ik ben dol op kaas.’
Na het diner wordt de tafel geruisloos afgeruimd. Twee, drie, vier… hoeveel bedienden hebben de Lafayettes wel niet?
‘Je zal de tel maar kwijtraken,’ grinnikt meneer Lafayette. ‘Je mist er nauwelijks eentje als die verdwijnt.’ Hij neemt George bij de hand. ‘Sigaar?’
Buiten is het iets frisser geworden, maar is het nog aangenaam warm in zijn overhemd. Ze nemen plaats aan een gietijzeren tafeltje, onder een overkapping aan de rand van de tuin. Over het zwembad scheren de zwaluwen.
‘Ik heb jullie journalisten nooit begrepen,’ zegt meneer Lafayette terwijl hij een Cubaanse sigaar aansteekt.
‘Waarom niet?’
‘Werken om woorden te schrijven.’ Hij peutert met zijn vingers iets uit zijn mond. ‘En slecht betaald ook nog.’
‘Het valt wel mee,’ antwoordt George terwijl hij een sigaar uit de doos pakt. Hij ruikt er lichtjes aan. ‘Ze zijn uitstekend, meneer Lafayette.’
‘Och, noem me toch Dominique,’ lacht hij openhartig. Zijn tanden rood van de wijn.
Ze praten over dingen van de wereld; de schommelende aandelenkoersen, de opkomst van elektrische auto’s en uiteraard over de chaotische gebeurtenissen rondom de Brexit.
‘Ik kan niet geloven, dat de Britten zo stom hadden kunnen zijn.’
‘Alsjeblieft, houd erover op.’
‘Het spijt me, George, maar het is echt ernstig gesteld met de geestesgesteldheid van uw land.’
‘Dominique,’ antwoordt hij met dubbele tong, ‘alsjeblieft.’ Hij gooit zijn handen in de lucht alsof hij zich overgeeft, lacht dan hard, en neemt nog een slok van zijn Pernod.
‘Jullie Britten hadden Thatcher ook nooit aan de macht moeten helpen.’
‘Ik weet het Dominique. Ik weet het.’
De avond loopt op zijn einde. Het is bijna twaalf uur als George het voor gezien houdt.
‘Het spijt me, Dominique, maar nu moet ik echt gaan slapen. Morgen moet ik scherp zijn voor ons interview.’
‘Och!’ Dominique maakt een wegwerpgebaar. ‘Wat komt, dat komt.’
Net op het moment dat George weg wil lopen, blijft hij eventjes stilstaan. ‘Mag ik vragen, Dominique, waar is uw vrouw eigenlijk.’
Plots kijkt hij hem ernstig aan. ‘Mijn vrouw is er niet goed aan.’
‘Ik begrijp het,’ gaat George verder. ‘Wens haar beterschap.’ Hij draait zich om. ‘Bonne nuit,’ groet hij al zwaaiend met zijn rechterhand.
‘Bonne nuit, George… bonne fucking nuit,’ mompelt Dominique.
De volgende ochtend schijnt de zon door de ecrukleurige gordijnen van zijn slaapkamer. Zijn hoofd bonkt en zijn keel is droog. George stommelt naar de badkamer en laat zijn mond vollopen. Hij neemt een koude douche en kleed zich aan. De broek is van gisteren, maar het overhemd is schoon.
De dinerzaal van gisteren is leeg. Hij komt er een bediende tegen, een jonge jongen met donker haar en donkere ogen, die hij van het avondmaal herkent.
‘Waar is Dominique?’
‘Hij is weg,’ antwoordt hij met zwaar accent.
‘Weg?’
‘Het huis uit.’
George steekt stomverbaasd zijn handen in zijn broekzak.
‘Het ontbijt staat buiten klaar.’
Onder de overkapping waar ze gisteren sigaren hadden gerookt, staat inderdaad een keurig ontbijt klaar. Fruitsalade, croissantjes, sapjes; aan alles is gedacht. Zwijgend eet hij zijn ontbijt, zijn hoofd nog steeds zwaar, terwijl hij maar niet uit zijn hoofd kan krijgen waar Dominique Lafayette in hemelsnaam is gebleven.
Net op het punt dat hij wil opstaan, komt een oudere vrouw op hem afgelopen. Ze draagt een prachtige lange jurk, heeft de haren keurig opgestoken en loopt met de elegantie van een twintigjarige.
‘U moet meneer Waltburg zijn.’
‘Alsjeblieft, noem me George,’ antwoordt hij terwijl hij haar hand schudt.
Haar blik is als van een keizerin. Iemand die weet dat ze alles kan krijgen. Niets is onmogelijk in haar wereld. ‘Aangenaam.’
‘Wederzijds.’
Ze neemt naast hem plaats.
‘Het spijt me, mevrouw Lafayette, maar ik vraag me toch af waar meneer Lafayette is gebleven.’
‘Hij is niet lekker,’ reageert ze koeltjes. Ze frummelt met haar vingers aan haar parelketting.
‘Ik dacht,’ stamelt hij, ‘dat u gisteren niet lekker was.’
‘Ik voel me kiplekker,’ reageert ze lachend terwijl ze haar benen over elkaar slaat.
‘Goh,’ reageert hij met open mond.
‘U kunt het interview ook met mij voeren,’ gaat ze verder. ‘U weet dat ik en mijn man samen de prijs voor beste ondernemer in Frankrijk hebben gewonnen.’
‘Dat weet ik.’
‘En toch wilde u alleen mijn man interviewen?’
‘Niet over nagedacht,’ verontschuldigt hij met geheven handen. ‘Het spijt me toch echt,’ gaat hij verder. ‘Ik moet nog even naar mijn kamer om mijn spullen te pakken.’
‘Uiteraard.’
Hij staat op, klopt wat croissantkruimels van zijn pantalon en begeeft zich richting zijn kamer.
Zijn hoofd is vol. Hij heeft geen idee hoe hij het interview nu nog kan afmaken. Zonder na te denken loopt hij de trap omhoog. De verdieping lijkt sterk op de zijne, maar de kroonluchters ontbreken hier. Gedesoriënteerd opent hij de dichtstbijzijnde deur. Binnen is het donker. Shit, niet mijn kamer.
‘Alsjeblieft,’ hoort hij een stemmetje haast geruisloos smeken. ‘Alsjeblieft.’ Het geluid lijkt van een aangrenzende ruimte te komen. Eventjes twijfelt hij. Moet hij erop af?
Dan klinkt een scherp geluid, als een stuk glas dat over een krijtbord krast. ‘Aaaah,’ klinkt een gil.
Hij loopt richting het geluid, slaat een doek weg voor een opening en kijkt met verbazing naar het tafereel dat hij aanschouwt.
Daar, gelegen in een koelkist, ligt Dominique Lafayette. Hij heeft zijn ogen gesloten. Met allerlei infusen is hij verbonden met een jonge jongen die naast hem ligt, naakt, zijn lichaam vastgebonden. Om hem heen staan twee figuren in witte doktersjassen met mondmaskers op. Eentje houdt een chirurgisch mes vast.
‘Help me!’ schreeuwt de jongen in het Frans.
George wil op hem afstappen, maar ziet dan het chirurgisch mes blinken in het scherpe licht en besluit het op een rennen te zetten. Dan verschijnt Josephine Lafayette plots vanachter het doek.
‘Kom, kom,’ zegt ze met een sluwe grimas. ‘We hebben een interview die gehouden moet worden.’
‘Uw man!’ schreeuwt hij. ‘Deze jongen!’ Hij wijst trillend met zijn vinger naar de vastgebonden knaap.
‘Alleen maar bloed, niets ernstig.’
‘Uw man, hij slaapt?’
‘Slaap… coma… buiten bewustzijn. Het zijn allemaal slechts woorden om de diverse staten van de menselijke geest te beschrijven.’ Ze loopt op haar man af, en legt een hand op zijn lichaam, dat koud aanvoelt. ‘We lossen elkaar simpelweg af.’
‘Wat?’
‘Mijn man en ik,’ antwoordt ze glimlachend. ‘We vullen elkaar zo sterk aan, omdat we om de beurt leven.’
George voelt zijn benen trillen; zijn overhemd is nat van het zweet.
‘Leven?’
‘Ja,’ reageert ze scherp. ‘Wij leven lang en succesvol omdat we ons laten voeden. Voeden met jong bloed.’
‘Wat? Als bij…’
‘Nee, laat me niet lachen. Dit heeft niks te maken met die kinderverhaaltjes over vampiers.’ Ze streelt over een van de infusen die uit haar man steekt. ‘Dit is pure wetenschap. Rust en voldoende tijd voor regeneratie geeft het lichaam een haast onsterfelijke kwaliteit.’
George schudt zijn hoofd met ongeloof.
Josephine pakt zijn arm beet. ‘Je ziet er vreselijk uit. Hier…’ ze dept met een zakdoekje over zijn voorhoofd. ‘Zijn we klaar voor het interview?’
Financial Times zaterdageditie 25 mei 2019
Succesvol blijven leven aan het meer van Annecy
“Waarom mijn man en ik onafscheidelijk zijn”
Het zal niemand verbazen dat het echtpaar Lafayette, dat precies vijfentwintig jaar geleden de prestigieuze Prix de l'Entrepreneur de l'Année won van accountancybureau EY, nog steeds gelukkig en succesvol samenleeft. Sommigen zouden zeggen dat ze wellicht…
[ … ]
… dat kan alleen de toekomst uitwijzen. Eén ding is zeker, de zon zal in ieder geval blijven schijnen aan het meer van Annecy.
Uw redacteur George Waltburg
‘Zeg, Tommy, heb jij George nog te pakken gekregen sinds hij dat artikel over de Lafayettes heeft verstuurd?’ Op de redactie rinkelen telefoons onophoudelijk.
‘Nee, meneer, niets meer.’
‘Mmm, vreemd. Toch niets voor hem.’
‘Och, hij neemt waarschijnlijk een lekker lange vakantie aan het meer.’
‘Waarschijnlijk,’ reageert hij terwijl hij de pagina van de krant omslaat.