Verveeld kijkt ze naar buiten. Op de boulevard spelen zich de dagelijkse taferelen af: skatende tieners, chagrijnige huismoeders die met de hond lopen, studenten die druk met elkaar in discussie zijn terwijl ze hun boeken vastklemmen als kostbaarste bezit. De menselijke onbenulligheden vinden plaats in een decor van glimmende stranden en schuimende golven. Meeuwen krijsen hoog in de lucht. Ze zucht.
Op de achtergrond bromt het Nespresso-apparaat dat aan zijn routineuze schoonmaak begint. De broodrooster gooit haar half verkoolde toast eruit. Ze opent de koelkast, waar het felle licht haar haast verblind, en neemt de kaas met harde korst en boter met oude kruimels eruit. Zuchtend smeert ze haar ontbijt. De toast kraakt en de boter smaakt ranzig. Met haar flip-flops loopt ze naar de beige sofa waar ze neerploft als een Middeleeuws klokkenspel dat van een kerktoren afdondert. Ze zapt langs een drukke man met een klein brilletje die in paniek de recentelijke koerswijzigingen op de beurs toelicht. Daarna ziet ze een koala die aan een zware tak bungelt. Tienermoeders die een make-over krijgen. Ze zet de tv weer uit. Ze sluit haar ogen.
In de verte hoort ze een brommer sjezen, de geluiden van de zee, het geroezemoes op straat. Ze zinkt weg in de bank. Haar hoofd bonkt en bonkt. Misschien toch maar een paracetemol. Haar geest komt in beweging maar haar lijf lijkt niet te volgen. Ze ligt daar. Lamgeslagen door zes vodka-redbull, twee desperado’s en misschien één of twee pilletjes. Ze heeft geen medelijden met zichzelf. Ze voelt zich alleen schuldig dat ze de wereld heeft opgezadeld met haar bestaan. Een meisje dat alleen plezier heeft als andere mensen haar lach kunnen zien. Ze probeert haar zwarte gedachten weg te blazen. Na veel pijn en moeite rijst ze omhoog als een dronken vuurtoren. Ze gooit twee witte broeders in haar mik en neemt gulzig een slok water. Na enkele momenten voelt ze hoe de medicatie haar ferm maar teder masseert vanbinnen. Niet van plan om het vandaag te verliezen van de dag besluit ze een frisse neus te halen. Ze bekijkt zich in de spiegel van de gang en oordeelt dat haar sportbroekje en spaghetti-hemdje als outfit volstaan vandaag. Het blote contact met de middagzon brengt haar bijna uit balans. De geluiden van krijsende kinderen en schallende ijsverkopers komen hard binnen. Ze klemt haar handen om haar schedel. ‘Rust in je kop,’ fluistert ze zachtjes. Alsof haar woorden een gezaghebbende status hebben begint ze langzaam te kalmeren. Door haar Polaroid zonnebril krijgt het strandleven een vakantie-achtige, bijna aangename aanblik. Zo had ze haar voortuin lange tijd niet aanschouwd. Meestal probeert ze zich vanuit haar penthouse ze snel mogelijk een weg te banen door de mensenmassa richting de parkeergarage verderop aan de boulevard. Vandaag zou een slow day zijn. Op aanraden van haar yoga instructeur/mental coach/psycholoog had ze vandaag geen afspraken gemaakt. Deze dag zou helemaal van haar zijn. Dat had haar zoveel angst bezorgd, dat ze gisteren had besloten om alle drank in de nachtclub aan te grijpen als metgezel. Haar vriendin Carin had daar nog wat toverpillen aan toegevoegd.
Ze strekt zich uit op het zandstrand en ademt diep in, naar voren gestrekt blaast ze alle lucht uit.
‘Hey Bo, ben jij al zo vroeg uit je nest?’
Het is de stem van haar ex. Nee, nee, laat me alsjeblieft met rust, smeekt ze vanbinnen. Ze komt expres langzaam omhoog, alsof haar wervels stuk voor stuk op hun plaats moeten vallen. Met haar wijsvinger zet ze haar zonnebril recht. Robert lacht met zijn plastische, fotomodellen smoel naar haar.
‘Ben je nu helemaal full in zen met je yoga?’ Hij grinnikt suffig.
‘Wat leuk je te zien Robert, maar ik ben bang dat ik je stralende aanwezigheid vandaag niet kan verdragen.’
‘Een zware avond gehad?’ Robert lacht maar zijn pijnlijke grijns komt al snel tot stilstand.
‘Een zware dag.’
‘Dan laat ik je maar verder met rust.’
‘Dankjewel.’
Haar blik gaat volledig langs zijn blonde krullen en zongebruinde voorhoofd. Achter hem zitten twee duiven naast elkaar op een lantaarnpaal. Ze tortelen en draaien om elkaar, de beide snavels vastgelijmd terwijl hun vleugels klapperen. Is het liefde of een natuurlijke drang tot voortplanting? Of is het misschien de universele zoektocht naar veiligheid?
‘Ik ga dan maar,’ herhaalt Robert nogmaals, terwijl hij zich omdraait.
Ze knikt. Haar aandacht is allang niet meer op hem gefixeerd. Haar gedachten fladderen rond als de duiven en de meeuwen in de lucht. Haar bewustzijn strekt zich uit over de blauwe hemel en zweeft langs de strandbezoekers, verder langs de boulevard richting de pier. Daar springt hij over de railing en surfend over de golven rijkt hij weer omhoog. De duiven draaien. De wereld draait. De stemmen en toeters vloeien samen tot één levensorkest. ‘Wie wilt er ice cream?’ Ja ikke! Ijs, strand, water, zon en vogels. Zandkorrels en plastic ijsschepjes. Een deinende golfslag. Ik wil het allemaal.